In principe moeten de goederen die deel uitmaken van de nalatenschap door de aangevers in de aangifte op hun waarde worden geschat. Dit is niet altijd eenvoudig. Bij twijfel kunnen de erfgenamen de belastingdiensten verzoeken de goederen die in België gelegen zijn te schatten.
Deze schatting is vervolgens bindend.
In het Vlaams Gewest is de federale regeling over de voorafgaandelijke schatting vervangen door een aanvraag bindende schatting bij de Vlaamse Belastingdienst (afgekort ABS). In tegenstelling tot de federale regeling geldt de Vlaamse regeling enkel voor onroerende goederen. Zoals ook in de federale regeling moet de bindende schatting vóór de aangifte worden aangevraagd en uiterlijk bij het verstrijken van de aangiftetermijn. De bindende schatting is, zoals het woord zelf zegt, bindend voor de Vlaamse Belastingdienst.
Bezwaar indienen tegen de bindende schatting
In een standpunt (nr. 20024) bevestigt de Vlaamse Belastingdienst vooreerst dat de erfgenamen bezwaar kunnen indienen tegen de bindende schatting “binnen de gewone bezwaartermijn”. Deze bedraagt 3 maanden na de derde werkdag die volgt op de verzenddatum van het aanslagbiljet (en dus niet na de verzending van het schattingsverslag). Logischerwijs gaat het hier om het aanslagbiljet van de erfbelasting op de geschatte goederen.
Ambtshalve ontheffing na een bindende schatting
In datzelfde standpunt wordt de hypothese gesteld dat een onroerend goed verkocht wordt voor een lagere prijs dan de bindende schatting, en dit buiten de bezwaartermijn. In dat geval kan een ambtshalve ontheffing worden gevraagd. De Vlaamse Belastingdienst bevestigt dat de verkoop tegen een lagere prijs als een ‘nieuw feit’ te beschouwen is.
De belastingdienst houdt echter wel een slag om de arm:
- De lagere verkoopprijs is maar één van de argumenten om de overbelasting aan te tonen. De verkoop tegen een lagere prijs is immers slechts een van de te onderzoeken argumenten in de procedure ambtshalve ontheffing. Er moet vervolgens nog verder onderzocht worden of de aanvraag tot ontheffing gegrond is en of er effectief sprake is van een overbelasting.
- De verkoopprijs moet representatief zijn voor de waarde op de datum van overlijden. Als richtlijn wordt daarom gehanteerd dat de verkoop binnen een termijn van 2 jaar na het overlijden moet plaatsvinden. ‘Dit naar analogie met de oude tolerantie in verband met de meerwaarde van een onroerend goed’.
Een ambtshalve ontheffing (zoals onder voorwaarden hierboven) kan aangevraagd worden binnen een termijn van 5 jaar, gerekend vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting is gevestigd.