In een langdurige relatie komt het vaak voor dat beide partners een geldbedrag inleggen bij de aankoop of renovatie van een woning. Wanneer één partner volledig eigenaar is van de woning, is het niet onwaarschijnlijk dat op een gegeven moment, bijvoorbeeld bij het einde van de relatie, vermogensrechtelijke vragen rijzen.
Dit is zeker het geval wanneer partners feitelijk of wettelijk samenwonend zijn. Omdat het wettelijk kader hier heel beperkt is en de partners mogelijk geen of onvoldoende afspraken hebben gemaakt.
In zo’n situatie beroept de partner die eigen geld heeft geïnvesteerd in de woning die volledig eigendom is van de ander zich vaak op ‘ongerechtvaardigde verrijking’. Dit doet hij of zij om de vermogensverschuiving te corrigeren en zijn of haar geld terug te krijgen.
Vermogensverschuiving zonder oorzaak?
Opdat er sprake kan zijn van ongerechtvaardigde verrijking moet de verarmde partner kunnen aantonen dat de vermogensverschuiving zonder oorzaak is. Deze voorwaarde kan op het eerste zicht helder lijken, maar is het in de praktijk allerminst. Zo kan het zijn dat de verarmde partner met de investering in de woning een vorm van eigenbelang nastreefde of op die manier de relatie terug nieuw leven probeerde in te blazen. Is er dan nog sprake van een vermogensverschuiving zonder oorzaak?
Arrest van 4 juni 2020 biedt verduidelijking
Het is op dit punt dat het Hof van Cassatie in haar arrest van 4 juni 2020 bijkomende duiding heeft verschaft. Het Hof stelde dat de wil van de verarmde partner een oorzaak van de vermogensverschuiving kan vormen en op die manier een vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking uitsluit.
Dit kan enkel als de verarmde een definitieve vermogensverschuiving beoogde in het voordeel van de verrijkte. Dit kan onder meer blijken wanneer de verarmde partij de investering hoofdzakelijk of uitsluitend in zijn of haar eigen belang heeft gedaan (bv. huisvesting).
In een concreet geschil zal de rechter daarom de motieven van de verarmde partij op het moment van de vermogensverschuiving analyseren. Hieruit zal hij oordelen of deze de intentie had een definitieve vermogensverschuiving ten voordele van de andere partij te realiseren. Alleen als het antwoord hierop negatief is, kan de verarmde partij een vordering doen op de verrijkte partij om de vermogensverschuiving te corrigeren.
Door op voorhand een duidelijke contractuele regeling te treffen over de vergoeding tussen de partners, kunnen de hierboven geschetste moeilijkheden vermeden worden.
Wilt u advies voor uw situatie? Neem gerust contact op.